In gesprek met Corine Wepster

Op een prachtige zomerdag, vrijdag 7 juli 2023, fietste ik door Haarlem naar Heemstede, naar het appartement van Corine Wepster. Ik genoot. Het was heerlijk weer en iedereen lachte. Twee jaar eerder had ik Corine een keer bezocht in haar sfeervolle woning voor een redactievergadering. Wij zitten beiden in de redactie van de Klankspiegel. Ik als gewoon redactielid en Corine als hoofdredacteur. Zo’n dertig jaar zet ze zich met veel plezier, deskundigheid en passie in voor dit mooie kwartaalmagazine van Stichting Weerklank.

Dirk Bol, mede redactielid, was die dag verhinderd en Mario Domen was toen nog niet van de partij. De zon wierp gouden licht over de straat. Het vooruitzicht een paar uur te mogen verblijven in haar smaakvolle appartement maakte dat ik de pedalen stevig beroerde.

Na een hartelijk welkom namen wij plaats aan de houten eettafel met bijpassende bank met hoge rugleuning. Voor het interview daadwerkelijk begon, vertelde Corine dat deze uit haar ouderlijk huis afkomstig waren. Ook liet ze mij een ingelijste foto zien van Jan Mokkenstorm, psychiater en initiatiefnemer van de zelfmoordpreventie-hulplijn 113. Genoeg aanknopingspunten voor ons gesprek

Als oudste van drie kinderen ben ik geboren in Rotterdam. Mijn broer Lex is drie jaar jonger. Het was geen goed huwelijk. Toen ik twaalf was, werd er nog een broertje geboren: Steven. Met hem heb ik nog steeds een heel goed contact. Met Lex heb ik een mindere band. Wij zijn echt heel anders. Hij praatte altijd erg veel, maar daar kwam een eind aan toen wij aan tafel Engels gingen praten. Mijn moeder is in Nederland geboren maar opgegroeid in Amerika. Zij nam het wijze besluit, waar ik haar nog altijd dankbaar voor ben, dat wij aan het diner Engels gingen praten. Het is gewoon heel handig om goed te zijn in deze taal. We zijn hiermee opgehouden toen Steven een paar jaar oud was, omdat hij altijd stotterde als wij Engels praatten. Maar toen had ik al heel veel Engels geleerd.

Talenknobbel

Omdat ik van huis uit zoveel ervaring had in Engels en omdat ik in een latere baan veel vertaalwerk deed, ben ik vertaalkunde gaan studeren: Engels en Italiaans als bijvak. Dat was op universitair niveau. Dit werd gegeven op een instituut dat eerst een hogeschool was maar net voor mijn inschrijving bij de Universiteit was gekomen. Ik heb mijn doctoraal gehaald, zowel in Engelse als in Italiaanse vertaalkunde. Ik kom heel graag in Italië. Er zijn daar zoveel mooie musea en mooie dingen te zien. Als ik daar ben komt het Italiaans weer terug. Ik hoor het dan de hele dag om mij heen en pik ik het dan weer op. Op de middelbare school had ik behalve Engels ook Duits en Frans. Daaruit kan ik ook vertalen. Ik heb drie jaar in Straatsburg gewoond. Daar deed ik alles in het Frans. Dat ging ook goed.

Mijn moeder heeft in Amerika Frans gestudeerd. In de vakantie wilde ze terug naar Nederland om te logeren bij haar oma. Op het schip ontmoette ze mijn vader, die eerste stuurman was. Toen Steven achttien was zijn ze gescheiden. Ik was al lang het huis uit. Als kind sliep ik op een klein zolderkamertje. Als mijn ouders beneden ruzie hadden en naar elkaar schreeuwden, stond ik te huilen bovenaan de trap. Dat hoorden mijn ouders dan en ze stopten met ruziemaken omdat ze het zo naar vonden dat ik daar stond te huilen.

Lex praatte heel veel. Onlangs hebben we elkaar nog gezien. Dat was heel leuk. Als wij aan tafel vroeger Engels gingen praten, viel hij altijd stil. Dit gaf mij de gelegenheid om mijn verhaal te vertellen. Dat was erg prettig. Met Steven kon ik heel goed overweg. Wij deden alles samen, al vanaf dat hij heel klein was. Wij hadden een vervelende moeder. Als Steven in bed lag te huilen, zei mijn moeder: ‘Laat hem maar even …’ Maar ik dacht: laat hem maar even? Dan haalde ik hem uit bed, verschoonde ik hem gingen wij samen spelen. Wij speelden ook veel buiten. Iemand zei toen een keer: ‘Ach, heb jij zo’n lief broertje?’ Toen dacht ik: zie je dan niet dat ik zijn moeder ben? Ik wou ook heel graag moederen over hem!

Amerika

Na mijn eindexamen van de middelbare school ben ik een jaar naar Amerika gegaan als au pair. Ik had toen een vriend. Hij is mij komen nareizen maar maakte overal een probleem van. Ik heb het toen snel uitgemaakt. In Amerika woonde ik vlakbij een museum. Zij gaven daar rondleidingen. Op donderdag was ik vrij en deed daar vaak aan mee. Wij stonden dan stil voor een schilderij. Nadat de gids haar verhaal verteld had, was het een ander schilderij geworden! Dit maakte dat ik, toen ik weer thuis in Nederland was, kunstgeschiedenis ben gaan studeren. Dit was echter een vergissing. Ik weet niet hoe het komt dat ik het vier jaar heb volgehouden, want het beviel mij helemaal niet. Je moest alleen maar dingen uit je hoofd leren: de titel, de schilder, het jaartal, de achtergrond van het schilderij enzovoort. Maar dit staat allemaal in boeken en kun je allemaal opzoeken. Ik kwam er juist om te denken, wilde kunstwerken met elkaar vergelijken en mijn eigen ideeën ontwikkelen.

Een wedstrijdje in wie het laatste naar bed ging

Nadat ik gestopt was met deze studie werkte ik in het Emma kinderziekenhuis, als telefoniste-receptioniste. Dit ging mij na een tijdje vervelen en ik wilde wat anders. Ik kwam toen een studiecentrum in Rotterdam op het spoor waar ik secretaresse van de directeur werd. Het was een klein instituut met een paar medewerkers. Deze directeur, Wim van den Heuvel, wilde een internationaal netwerk opzetten. Hij gaf mij een Nederlandse tekst die ik dan in het Engels vertaalde, wat ik goed kon. Wim zette er altijd meteen een handtekening onder. Hij ging er bij voorbaat van uit dat het goed was. Toen dacht ik: ik ga vertaalkunde studeren. Dit omdat het vertaalwerk mij zo makkelijk afging. Ik vond het zo leuk en had er zo’n plezier in!

Thuis, als de kinderen naar school waren, ging ik dingen vertalen. Wij hadden een klein studeerkamertje met een raam met uitzicht op de buurt. Ik deed toen vaak een soort wedstrijdje wie het laatste naar bed ging. Dan zag ik mijn buurman het licht uitknippen en dacht ik: ik ga nog even door. Ik heb toen ook een paar boeken vertaald. Na een tijdje vond Wouter, mijn man, het uitermate vervelend dat ik zo laat naar bed ging en dat hij dan wakker werd. Wouter was heel dominant. Ik heb gewacht tot mijn kinderen groot genoeg waren en ben toen bij hem weggegaan. Ik wou echt mijn eigen beslissingen nemen. We zijn in harmonie uit elkaar gegaan. Hij heeft het mij niet kwalijk genomen; kennelijk had hij het begrepen. Mij gaf dit zo’n bevrijding! Ik kon eindelijk mijn eigen beslissingen nemen. Daar was ik erg aan toe.

Drie jaar later kreeg Wouter kanker. Dit was nadat mijn dochter Eline een einde aan haar leven had gemaakt door opgelopen hersenletsel. Ik werkte toen in het epilepsiecentrum De Cruquiushoeve. Ik vertelde dit aan mijn leidinggevende. Zij zei, en daar blijf ik verbaasd over, ‘Je kunt kanker krijgen van verdriet.’ Ontroerend vind ik dat. Dat was dus het verdriet om Eline. Eerst redde hij zich nog vrij aardig. Op een gegeven moment kwam hij echter de hele dag in bed te liggen. Ik ben toen iedere dag een borreltje bij hem gaan drinken. Daar was hij heel blij mee en zijn familie ook.

Mijn kinderen

Leonard werd het eerst geboren, daarna kwam Eline en toen Juliette. Leonard kwam in het ziekenhuis ter wereld. Dit was maar goed ook, want hij had zuurstoftekort bij zijn geboorte en moest meteen met zuurstof behandeld worden. Eline had een heel groot hoofd, dit was een moeilijke bevalling. Juliette was er heel snel. Met haar heb ik een goed contact. Als kind was ze al bezig met wat eerlijk en oneerlijk was en is rechten gaan studeren. Momenteel is ze redactrice bij het radioprogramma ‘Kunststof’. Ik ben een vaste luisteraar. Juliette woont in een leuk huisje met een kleine tuin in het hart van Amsterdam.

Eline was een prachtmens. Zij stond altijd klaar om anderen te helpen. Zo heeft zij bijvoorbeeld een lange fietstocht gemaakt in Kenia die gesponsord werd om de Kenianen te helpen. Dat soort dingen deed ze. Wij zagen altijd een arts in haar vanwege haar interesse en aandacht voor anderen. Uiteindelijk is ze medische wetenschappen gaan studeren en heeft ze een heel leuke baan gekregen waar ze het erg naar haar zin had. Eline had geen partner en geen kinderen. Ik heb haar weleens horen zeggen dat ze zich zo onzeker in het leven voelde staan, dat ze geen partner en kinderen wilde. Ze vond het leven moeilijk.

Op een gegeven moment was ze op de fiets onderweg. Er kwam een auto aan. Het echtpaar in de auto had ruzie. De vrouw reed. Uit woede sloeg de man de vrouw hard in het gezicht. Zij verloor de macht over het stuur en reed op Eline in. Zij hield er een zware hersenbeschadiging aan over. Ze zei vaak: ‘Het stormt in mijn hoofd.’ Sinds het ongeluk was het daar nooit meer stil. Zij heeft echt geprobeerd om verder te leven. Zeven jaar heeft ze het volgehouden. Toen besloot ze dat het genoeg was.

Leonard woont samen met Sandra in Leiden en heeft twee prachtige dochtertjes, Alexis (10 jaar) en Fiona (7 jaar). Ze kwamen wel eens logeren, maar kregen dan heimwee. Nu komen ze af en toe met Leonard lunchen. Voor mijn 70ste verjaardag kreeg ik een verjaardagslunch van mijn kinderen aangeboden, in een mooi restaurant in de buurt. Daar heb ik foto’s van mijn kleindochters gemaakt. Toen Leonard in groep zeven zat, kreeg ik de vraag hem te laten testen. Hij bleek hoogbegaafd, hetgeen niet altijd makkelijk voor hem was. Hij wilde graag risico-analist worden. Dit is hij ook geworden en hij werkt nu bij een bank.

Bij Jan Mokkenstorm kwam ik terecht toen ik ongeveer 45 was. Ik was mij raar gaan voelen en mijn ex-man raadde mij aan om naar de huisarts te gaan. Deze heeft mij doorverwezen naar een psychiater. Zo kwam ik bij Mokkenstorm terecht. Jan was heel geïnteresseerd en meelevend en stelde veel vragen. Ik heb drie maanden therapie bij hem gehad. Hij zette mij op een spoor waardoor ik steeds meer ging begrijpen hoe het leven in elkaar zit. Dit werkte door, ook na die drie maanden. Ik schreef hem af en toe een brief over nieuwe ontdekkingen over mijn leven. Ik dacht dan: Jan moet dit weten! Maar hij schreef nooit terug. Toen ik schreef dat Eline was overleden kreeg ik wel antwoord. Maar die brief kan ik nergens meer vinden. Dit vind ik erg jammer. Een tijdje later kwam ik hem tegen in het Museum van de Geest. Hij zei toen: ‘O, schat!’ En hij sloeg zijn armen om me heen. Vervolgens zei hij: ‘Jij stuurt mij weleens wat en dat vind ik toch zo leuk!’ Dat was heel fijn om te horen. Jan heeft veel voor mij betekend. Veel te vroeg is hij aan kanker overleden. Ik bezoek iedere twee weken zijn graf en neem soms bloemen mee, net als voor het graf van Eline en Wouter.

 

Toen de consulten met Mokkenstorm ophielden wilde ik daarvoor iets anders in de plaats. Ik bezocht verschillende kerken en voelde me het meest thuis bij de Remonstranten in Haarlem, waar ik nog steeds te vinden ben, ook als hulpkoster. Het is mooi om te vertellen dat ik vanaf mijn jeugd wandkleden maak. Mijn moeder naaide zelf kleren en met de overblijfsels creëerde ik ze. Vooral mijn vader bewonderde mijn werk. Mijn moeder was er kritisch over. Tot op de dag van vandaag ben ik met wandkleden bezig. De Remonstrantse kerk organiseert jaarlijks een creatieve midweek en ik ben daar altijd present voor het maken van een wandkleed.

 

Ik houd erg van poëzie. Met een vriendin organiseer ik de Remonstrantse kring ‘Gedicht Ontspoort’, waarvoor veel belangstelling is, ook van buiten de Remonstrantse kerk. We hebben de opzet recent iets veranderd: we kiezen een dichter en de deelnemers kiezen ieder een of meer gedichten, die we dan in de kring bespreken. Door de verschillende interpretaties wint een gedicht aan zeggingskracht. Een mooi proces. Zelf blijf ik ook poëzie schrijven. Zo af en toe vloeit er een gedicht uit mijn pen.

Weaver

Kloosters hebben mijn bijzondere belangstelling en ik bezoek regelmatig verschillende kloosters. Allereerst kwam ik in het Sint Liobaklooster in Egmond-Binnen. Ik werd er oblaat, daarmee creëer je een speciale band met het klooster. Daar leerde ik Jos kennen, een zielsverwant. Wij hebben veel contact via de mail en hij komt mij af en toe opzoeken. Ik kan alles bij hem kwijt. En hij bij mij. Ook in andere kloosters deed ik leuke contacten op. Ik blijf regelmatig naar kloosters gaan, maar heb besloten niet in te treden.

De naam Wepster is trouwens afgeleid van weaver. Onlangs heb ik een klein weefgetouw gekocht, maar ik weet niet precies hoe het werkt. Ik neem het mee met mijn volgende bezoek aan het Sint Liobaklooster. Daar weven ze ook en Zr Maichaia zal mij leren weven in september.

Klankspiegel

De Klankspiegel is een blad over stemmen horen en aanverwante zaken. Ik heb zelf nooit stemmen gehoord, maar kreeg de diagnose Borderline met manische en depressieve perioden. Ik slik nog steeds medicijnen maar heb er helemaal geen last meer van. Dit interview vond plaats ter gelegenheid van mijn 30 jarig redacteurschap. Aanvankelijk maakte ik het blad bijna in mijn eentje. Later kwamen er meer redacteurs bij, als laatste Mario Domen. Hij heeft een heel goed taalgevoel. Vlotte leesbaarheid en toegankelijkheid vind ik in de Klankspiegel belangrijk.

Verder houd ik erg van fotograferen. Toen ik 8 was, kreeg ik van mijn oma in Amerika een camera toegestuurd van de padvinderij. Samen met mijn buurmeisje Eveline ging ik meteen de eenden in de sloot fotograferen. Ik ben er nooit meer mee opgehouden. Altijd heb ik een klein cameraatje in mijn tas en ik kom elke week bij de fotowinkel, soms elke dag. Toen ik daar een keer was, was iemand teleurgesteld over een foto en zei: ‘Ach, het is maar een foto.’ Maar dat kan je toch niet zeggen! Er is bijna niets belangrijker dan een foto of een gedicht! Zij had het niet begrepen. Dat je dat in een fotowinkel zegt! Dat kan natuurlijk echt niet.

Dit artikel is gepubliceerd in de klankspiegel Aug. 2023.

De Klankspiegel
Stichting Weerklank publiceert viermaal per jaar het blad ‘Klankspiegel’ met inbreng van ervaringsdeskundigen, verslagen van bijeenkomsten, onderzoeksresultaten, publicaties en recensies van boeken en films.

Onderlinge steun en zelfhulp
Stichting Weerklank biedt via ervaringsdeskundige vrijwilligers telefonisch en per e-mail hulp en onderlinge steun aan. Stichting Weerklank ondersteunt zelfhulpgroepen.