Onderzoek door Sandra Escher.
Sandra Escher heeft het horen van stemmen bij kinderen op de kaart gezet. Ze is gepromoveerd op een 3-jarig onderzoek (vanaf 1996) bij 80 kinderen en jeugdigen die over hun ervaringen met stemmen horen vertelden; kinderen die bij het eerste contact tussen de acht en negentien jaar oud waren.
De helft van hen was in behandeling wegens de stemmen, de andere helft niet.
Tijdens het onderzoek verdwenen bij 60% van de kinderen hun stemmen. Er waren ook kinderen die hun stemmen niet kwijt wilden.
Elk kind werd vier maal geïnterviewd.
In het boek ‘Kinderen die Stemmen Horen’ van Sandra Escher en Marius Romme zijn de uitkomsten van dit onderzoek op verschillende wijze besproken, zowel voor de kinderen zelf, als ook voor de ouders en hulpverleners.
Hier worden slechts een paar elementen er uitgelicht.
De kinderen werden voor het onderzoek geselecteerd op grond van de volgende criteria:
- Hoort het kind stemmen die voldoen aan de kenmerken van een auditieve hallucinatie, dat wil zeggen
- dat ze niet door anderen worden gehoord,
- dat ze ik-vreemd zijn
- dat ze niet alleen slaap gerelateerd zijn.
- Het speciaal voor kinderen en jeugdigen ontwikkelde ‘Maastrichts interview voor kinderen die stemmen horen’ was een belangrijk instrument bij de interviews.
Tijdens de rit vielen 14 kinderen om verschillende redenen af.
Ruim 20% van de onderzochte (80) kinderen hoorde na één jaar geen stemmen meer;
na twee jaar kwam daar nog eens 20% bij en na drie jaar nog eens.
Bij 64% van de kinderen verdwenen hun stemmen dus tijdens het onderzoek, bij 36% niet.
Het aanblijven van de stemmen bleek verband te houden met een hoge mate van angst, depressie en dissociatie, en een hoge frequentie van de stemmen.
Kinderen die in behandeling waren, bij o.a. de GGZ, scoorden hoger op psychopathologie dan de anderen. Bij behandelde kinderen was de invloed van de stemmen op hun gedrag ook groter dan bij de niet-behandelde. Kinderen die aangepast onderwijs volgden waren ook eerder in behandeling. Na drie jaar bleken 24 kinderen nog stemmen te horen, waarbij de helft er niet of nauwelijks last van had. Twaalf dus wel, om verschillende redenen.
Bij één kind zijn de stemmen een reactie op de machteloosheid vanwege zijn handicaps ten gevolge van een geboortetrauma. Bij een ander is het onduidelijk waar de stemmen mee samenhangen, maar het meisje is niet in staat tot onderwijs goed volgen of een baantje vasthouden. Bij zes kinderen is sprake van emotionele problemen die samenhangen met ernstige scheidingsperikelen. Bij vier anderen gaat het om serieuze problemen op school, zoals niet aan gestelde eisen kunnen voldoen of pesten niet te kunnen weerstaan. In de laatste tien gevallen wordt nauwelijks aandacht aan hun achterliggende problemen gegeven, iets wat bij het horen van stemmen vaker voorkomt.
Het herkennen van duidelijke triggers, naar plaats en tijd bleek belangrijk bij het herstelproces.
Wanneer zoals hier blijkt dat angst, depressie en dissociatie belangrijke triggers zijn bij het horen van stemmen, zou in de behandeling hier aandacht voor moeten zijn, dus niet alleen aandacht voor de stemmen zelf. In plaats van de aanwezige emoties proberen te bestrijden is het misschien zinvoller om het kind te helpen om beter met de stemmen te leren omgaan. Ongeveer 62% van de stemmen is een reactie op ervaren problematiek, die het kind machteloos maakte. Bv overlijden of ernstige ziekte bij naasten, scheiding van ouders en moeilijkheden op school. Het herkennen van duidelijke triggers, naar plaats en tijd (wanneer en waar worden/werden stemmen wel of niet gehoord?) bleek belangrijk bij het herstelproces. Deze triggers duidden op bepaalde omstandigheden bij het ontstaan van stemmen, en dus ook op andere omstandigheden waar niet sprake van stemmen horen was. Een indicatie dat stemmen zeker niet almachtig waren.
De invloed van de stemmen is dus blijkbaar geen oorzakelijke factor, maar het gevolg van er niet mee om kunnen gaan.
Waar het ene kind zich enorm liet beïnvloeden door de stemmen, was dat bij een ander veel minder. Maar de invloed op hun algemene functioneren hing niet samen met het al of niet verdwijnen van de stemmen. De invloed van de stemmen is dus blijkbaar geen oorzakelijke factor, maar het gevolg van er niet mee om kunnen gaan. In de diagnostiek zouden we daarom niet teveel waarde moeten hechten aan de gedragingen op zichzelf als teken van pathologie, maar deze vooral moeten zien als hulpvraag bij of als als gevolg van angstig makende ervaringen. Er wordt sowieso te weinig onderscheid gemaakt tussen pathologische symptomen enerzijds en reacties op de aanwezigheid van stemmen anderzijds. Dit gebrek aan onderscheid kan het begrijpelijk maken van stemmen bemoeilijken.
Waarom kregen kinderen stemmen?
Er waren 23 kinderen die stemmen gingen horen naar aanleiding van het overlijden van iemand waar ze van hielden of iemand waar ze in het dagelijkse leven veel mee te maken hadden. Anna’s oma overleed toen ze 12 jaar was. Bewust wilden haar ouders haar beschermen en betrokken haar er niet bij. Dit pakte verkeerd uit, want ze ging toen stemmen horen. Pas nadat deze fout later was gecorrigeerd, en Anna openlijk over haar verdriet had kunnen praten, gingen de stemmen weer weg.
Nadat zijn opa was overleden ging Sjaak ( 8 jaar) stemmen horen. Sjaak had een goede band met opa. Die zei hem dat hij in de hemel een patatkraam moest komen opzetten. Sjaak ’s angst voor die stem verdween nadat een therapeute hem had uitgelegd dat opa bedoelde dat hij Sjaak niet kwijt wilde raken.
Er waren 23 kinderen die stemmen gingen horen naar aanleiding van problemen in en rondom het huis. Wilma ging stemmen horen toen haar vader zijn baan verloor, wat veel spanningen thuis gaf, o.a. bij moeder die er ernstige hartklachten van ontwikkelde. Wilma kon niet met de ziekte van haar moeder omgaan, terwijl moeder niet met Wilma’s stemmen overweg kon (vond ze eng). De stemmen gingen pas weg nadat vader weer een baan had gevonden en moeder beter werd.
Astrid hoorde stemmen zolang ze zich kon herinneren. Toen ze 13 was scheidden haar ouders en ging ze bij haar vader wonen. Nadat ze ongewenst zwanger was geworden en abortus had laten plegen, werden haar tot dan toe steeds positieve stemmen ineens negatief. Dat beïnvloedde haar enorm, vooral om haar boosheid onder controle te houden.
Via therapie leerde ze dat haar stemmen van haarzelf waren en haar emoties verwoordden.
Zo verdwenen de stemmen.
Bij zes kinderen speelde de scheidding van haar ouders een rol bij het ontstaan van stemmen, terwijl bij anderen het vooral problemen op school waren als oorzaak. Pesten kwam nogal eens voor, en ook een onrechtvaardige behandeling door een leerkracht of moeite met de aangeboden stof. Zo ging Kees de stem van zijn leraar horen die hem aanzette tot slechte dingen, nadat die leraar hem belachelijk had gemaakt toen hij zijn verdriet over zijn vader had proberen aan te kaarten. Josje ging stemmen horen nadat haar juf aan iedereen had verklapt dat ze bij de psychiater liep. Sjors ging stemmen horen toen het op school moeilijk voor hem werd. De stemmen praatten voortdurend over vakken waar hij moeite mee had. Het ging pas beter met hem nadat een homeopathisch arts de medicijnen van een psychiater had afgeschaft, die hem het label schizofrenie had gegeven, en hij naar een school voor kinderen met leerproblemen was gegaan. Vier kinderen gingen naar aanleiding van seksueel misbruik stemmen horen.
Minder vaak voorkomende redenen voor het ontstaan van stemmen waren een ziekenhuisopname, een ongeluk of andere nare ervaringen zoals bepaalde ziekten of beëindiging van een vriendschap. Tanja hoorde stemmen zolang ze zich kon herinneren. Pas toen ze ontdekte dat dit niet bij iedereen het geval was, werden die stemmen ineens bedreigend, lastig en negatief. Dankzij steun van haar ouders en advies van een instituut voor paranormale belevingen, ging het beter met haar en werden haar ervaringen ‘speciaal ‘ en niet meer ‘gek ‘.
Stemmen hebben alles te maken met emoties, en dan vooral die waar je moeite mee hebt, zoals angst, boosheid of verdriet . Maar dat omgaan met emoties kun je leren, en tijdens het onderzoek werden kinderen hierbij geholpen, soms door expliciete hulpverlening, soms door wat adviezen.
Tijdens het onderzoek werd ook duidelijk welke hulpverleningselementen effectief waren en welke niet.
Wat werkte :
- het bevorderen van een gevoel van veiligheid
- ondersteuning van de omgeving en begrip bevorderen
- ik-versterking
- achterliggende problemen doorwerken
- uitbreiding van activiteiten (talenten stimuleren)
Wat niet werkte :
- op zichzelf staande medicatie
- diagnostiek, als daaraan meer belang wordt gehecht dan aan de klachten
Effectieve hulpverlening doet denken aan traumabehandeling, zoals beschreven door Judith Herman in haar boek ‘Trauma en herstel’. Het gaat daarbij niet alleen om de afzonderlijke elementen, maar ook om de volgorde van toepassing.
Het leren omgaan met stemmen lijkt net als trauma behandeling een proces dat begint met
- het vergroten van het gevoel van veiligheid,
- het ondersteunen bij de problemen die rechtstreeks het gevolg zijn van het onvermogen met de stemmen om te gaan,
- en dan pas het doorwerken van achterliggende problemen en het herstel van sociale contacten.
Het stellen van een categorale diagnose is niet alleen weinig zinvol, maar vaak eerder schadelijk, omdat daarmee de achterliggende problemen en emoties ontkend worden of onvoldoende aandacht krijgen.
Dirk Bol