Auteur: Mario Domen.

Hoewel er binnen de GGZ steeds nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden wordt zij ook geplaagd door een hardnekkig vasthouden aan ooit vastgestelde uitgangspunten. Het belangrijkste daarvan is wel dat sinds de opkomst van de psychofarmaca psychische aandoeningen grotendeels medische aangelegenheden zijn geworden, die duidelijk zijn afgebakend in de categorieën van de DSM.

Hierdoor is er naar mijn mening te weinig aandacht overgebleven voor de biografische ontwikkelingen die de individuele GGZ-‘patiënt’ doormaakt. Beheersing van de problematiek is de boventoon gaan voeren.

Daarbij wordt vergeten dat een psychische crisis altijd in een sociale context ontstaat. En dat de uitweg uit die crisis dus een gezonde omgeving vraagt. Medicatie kan daarbij een rol spelen, maar nooit de oplossing van de biografische crisis brengen.

Dit artikel poogt een paar van de uitgangspunten te omschrijven waardoor een instelling die vanuit protocollen werkt, een gemeenschap kan worden waarin plaats is voor de biografie van elke betrokkenen bij die gemeenschap.

Dat dit een bijna onmogelijke opgave is, moge duidelijk zijn. Maar zoals een Duits auteur over gemeenschapsvorming ooit opmerkte:

‘Wij zijn niet bekwaam genoeg voor de opgaven die ons gesteld worden, maar we bekwamen ons door die opga­ven.’

Ideaal en werkelijkheid

Het is in de gecompliceerde tijd waarin wij leven bijna onmo­gelijk om over één tijdsbeeld te spreken. Op alle gebieden van het leven doen zich ingrijpende veranderingen voor die ons elk voor zich om een standpunt lijken te vragen. En standpunten lijken er zoveel te zijn als er individuen zijn. Toch zijn er wel thema’s te onderscheiden die in wisselende gedaantes steeds wederkeren, vaak ook buiten ons gezichtsveld.

Een belangrijk thema daarbij is dat van de verwerkelijking van idealen. Het gaat in dit verband hoofdzakelijk om de wijze waarop een individu zijn ideaal vorm wil ge­ven. ­Het vormgeven van zo’n ideaal moet in eerste instantie gewild worden, maar ook het voelen en denken spelen er een belang­rijke rol bij. Die laatste twee bepalen toch het ‘waar­om’ en ‘waartoe’ iemand warmloopt.

Wij zijn burgers van twee werelden ─ de eigen binnenwereld en de wereld buiten ons ─ en scheppen een nieuwe derde, via onze idealen. Maar we kunnen ook ten prooi vallen aan onze idealen, aan ons onvermogen ze in het hier en nu te verwerkelijken. Levensgroot doemt hier de kloof op tussen het ideaal dat uit onze binnenwereld stamt en de buitenwereld waar we onvoldoende vat ophebben om die in de vorm van het ideaal vorm te geven. Dat het ideaal wel werke­lijkheidswaarde kan hebben blijkt uit het feit dat je er andere mensen warm voor kunt krijgen. Idealen planten zich voort via ontmoetingen!

Altruïsme en egoïsme zijn twee basishoudingen van waaruit idealen voorkomen; deze hebben beiden het gevaar van eenzijdigheid in zich. Maar ze kunnen beiden omgevormd worden. Het gaat daarbij om de processen

We kunnen twee dwaalwegen onderscheiden die ener­zijds leiden tot de oplossing van het ideaal in een starre ideologie (die dus niet levenskrachtig wordt), of die anderzijds leidt tot het uit het oog verliezen van de indi­viduele mens die het ideaal probeert te verwerkelijken. Dit laatste is bekend geworden onder de naam ‘burn-out’ of ‘helpers syndroom.

De vlucht in het materiële bestaan

Waarschijnlijk is er niemand in deze tijd meer die niet af en toe het gevoel voelt opkomen van: Wat gebeurt er nu eigenlijk? Hoe is dit in Godsnaam mogelijk? We kunnen elke avond de gruwelijkheden in Oekraïne, Rusland maar ook in ons eigen land volgen, aangevuld met enkele over de hele aarde verspreide ‘inciden­ten’. En ook binnen de gezondheidszorg is de menselijke maat niet meer voldoende om deze situaties te kunnen doorzien, laat staan dat we er ons gevoelsmatig mee uiteen kunnen zetten. Protocollen zijn gaan overheersen. Zelfs de grootste idealisten onder ons kunnen slechts op één plaats tegelijk zijn en proberen de ergste nood te verlichten.

Over de oorzaken waardoor een dergelijke situatie zodanig kan verergeren wordt vaak pas achteraf nagedacht en dan is vaak ook een passende verklaring met dito oorzaken te vinden. Maar hoe zou het zijn als deze gebeurtenissen geen gevolgen waren, maar uitingen een vacuüm in ons bewustzijn?

We weten allemaal wat een goed gevoerde hulpactie of behandeling kan doen. Miljoenen euro’s kunnen ineens vrijgemaakt worden als er zodanig op ons gevoel wordt ingespeeld dat er enthousiasme ontstaat. Individueel helpen loopt vaak stuk ─ of je moet in de gelegenheid zijn zelf naar zo’n rampgebied te gaan. Maar uit samenwerking ─ uit een gemeenschappelijk be­wust­zijn kan veel goed gedaan worden, met alle onvolkomenheden die eraan kleven.

Maar hoe zit het dan met haat, jaloersheid, egoïsme, nationa­lisme en alle andere eenzijdigheden die mensengroepen kunnen verbinden, ook op een veel kleinere schaal dan in de bovengenoem­de voorbeelden.

Er zijn vier fases te onderscheiden in zo’n proces. Vertaald in GGZ-termen zien die er als volgt uit:

  • Er is steeds een bepaalde situatie nodig die het gebeuren op gang brengt. (Iemand valt uit zijn sociale context. Er volgt een diagnose volgens DSM.)
  • Als gevolg van zo’n gebeurtenis treedt er ­een verenging van het bewustzijn op, zowel bij de sociale omgeving als bij het individu. (Aan de hand van de diagnose volgt een behandeling.)
  •  Dan treden er onvermoede mogelijkheden op. (Nieuwe medicijnen en min of meer technische behandelingen van een biografisch probleem.)
  • Als laatste fase zien we het fenomeen van een gesloten systeem ontstaan dat niemand meer beheerst, en dat een geheel eigen waarde- en normenpatroon ontwikkelt. (De GGZ als door de overheid betaald en dus ook bepaald instituut)

Kortom: Overal waar interesse­groepen zich dreigen te isole­ren in vaststaande ideeën is waakzaamheid geboden, ook al zijn in eerste instantie de vruchten van hun gezamenlijke interesse nog zo praktisch!

Maar ook het tegendeel komt voor. In vele publicaties, boeken kranten, tijdschriften en zelfs in de roddelpers, wordt regel­matig gewag gemaakt van mensen die een ‘onaardse’ ervaring hebben. Werd enkele decennia geleden een bijna-doodervaring nog veelal cynisch ontvangen, tegenwoordig is het bestaan ervan bijna algeheel geaccepteerd. Sommige natuurkundigen zoeken naar de metafysica; ecologen èn beleidsmakers laten zich over de aarde uit als over een levend organisme ─ kortom er is meer op de aarde dan we zo op het eerste gezicht zien.

Maar hoeveel mensen zijn er niet die aan dat méér de voorkeur geven en de aardse werkelijkheid het liefst achter zich laten. Er hoeft daarbij nog niet eens aan het toenemend gebruik van bewustzijnsverruimende middelen gedacht te worden, of aan de steeds vaker gezochte spanning bij het gokken. Of de vlucht in digitale media, kunstmatige intelligentie en dergelijke.

Mensen zijn sociale wezens

En omdat we allemaal sociale wezens zijn, zijn we in eerste instantie verbonden door biografische ontmoetingen. Ieder van ons moet zich op een of andere manier met de twee bovengenoemde vluchtwegen uiteenzetten. Soms heeft het ene aspect meer nadruk nodig, soms het andere. Maar steeds moet het om een keuze gaan die in vrijheid gemaakt wordt. Het is een oefenweg om de creativiteit in jezelf ruimte te geven ─ om te gaan handelen vanuit enthousiasme. Die innerlijke ruimte moet eerst vrijgemaakt worden. Ook hierbij kunnen hier vier fases worden onderscheiden:

  • Er naar streven te leven vanuit eigen waarden en opvattingen in plaats van blind protocollen te volgen.
  • Terughouding betonen zodat er ruimte ontstaat voor de biografische ontplooiing van de ander.
  • Innerlijk met de ander mee te leven, jezelf met die ander mee te veranderen in plaats van alleenuitvoering te geven aan opgelegde vooronderstellingen
  • Het wezen van de ander te ‘pakken’, je een met hem voelen, in plaats van deel te blijven een interessegroep die slechts persoonlijk voordeel nastreeft.

Een aantal zorgverleners die zelf ooit GGZ-patiënt waren, weten maar al te goed wat het betekent als er aan deze elementen geen aandacht wordt geschonken. Maar ook sommige ‘patiënten’ hebben hun levensverhaal op schrift kunnen zetten. Vaak speelt eenzaamheid en onbegrip daar een centrale rol in.[1]

Is scheppend helpen te leren? Het belang van hoe je zelf bent. Punt cirkel meditatie. Belang van het medelijden.

Gemeenschap en ideaal

Een gemeenschap is een sociaal organisme. De leden ervan vormen meer dan de som der individuen. Dit méér is echter een concreet gegeven; we mogen het zelfs een concreet wezen noe­men dat een eigen leven leidt. Het leven van dit gemeen­schapswezen beïnvloedt het leven van de leden van die gemeenschap, maar ook omgekeerd. Het wel en wee van het gemeen­schapswezen is in hoge mate afhankelijk van de mate waarin dit door de gemeenschapsleden gevoed en verzorgd wordt.

Om ervoor te zorgen dat het leven van de gemeenschap en dat van haar leden niet benauwend wordt, of uit elkaar groeit, is een gedegen kennis van het gemeenschapswezen nodig. Het is daarbij van belang te bedenken dat het leven van een gemeen­schap ook aan wetmatigheden is onderworpen, net als het leven van een individu. Een van de voorwaarden voor het gezond ver­lopen van het gemeenschapsleven is dat er een aantal gebieden goed ver­zorgd wordt.

Dat dit niet alleen een fraaie theorie is, of een die niet toepasbaar zou zijn binnen de GGZ laten gemeenschappen als Windhorse in Amerika of Healing Homes in Zweden zien. Net als de vele Soteria-initiatieven die over de hele wereld te vinden zijn.[2]

Het levende fysieke gebied van een sociaal organisme

Het eerste van deze gebieden is dat van het fysieke, het materiële. Hier kun­nen we een drietal tendensen onderscheiden: Er bestaat een geheel van afspraken dat nodig is voor het functioneren van een gemeenschap. Hier vallen afspraken onder zoals het op een be­paalde tijd op een bepaalde plaats aanwezig zijn, maar ook de praktische vertaling van allerlei overheidsvoor­schrif­ten, die een uiting zijn van het algemeen maatschap­pelijk denken op dit mo­ment. Ze gaan over zorgverlening, financiering, medewerkersbeleid, huisvesting etc. Deze regels kunnen een beklemmend en verstikkend gevoel gaan oproepen. Dan kan er een veel meer indi­vidueel gekleurd vormprincipe lijken te ontstaan. Dit zien we natuurlijk vooral in de kleine initiatieven, maar ook binnen grotere gemeenschappen kunnen voor kortere of lan­gere tijd zulke ten­densen zichtbaar worden. Men houdt zich vervolgens niet aan algemeen geldende afspraken, neemt individueel be­sluiten en zet zich af tegen het bestuurd en gereglementeerd worden. We zouden hier van een individualiserende tendens kunnen spreken. Beide vormprincipes hebben duidelijk hun nadelen, maar samen kunnen ze een derde vormprincipe zichtbaar maken dat de eenzijdigheden van de eerste twee in evenwicht houdt. We zien dan individueel vormgegeven werkge­bieden ont­staan met een eigen verantwoordelijkheid die door een net van afspraken tot een groter geheel verbonden zijn.

Het gevoelsleven van een sociaal organisme

Het tweede gebied is dat van het gevoelsleven van de gemeen­schap. Hier worden allerlei individuele talenten door in­dividuele inspanningen zichtbaar, als er tenminste aan de vereiste voorwaarden is voldaan. Maar dan zien we ook een veelheid van kunstuitingen of nieuwe vondsten verschijnen. Ook hier is echter een constant waakzaam zijn tegen routinematig handelen geboden: niet de vorm mag overheersen, maar de inhoud moet telkenmale opnieuw gestalte kunnen krijgen, misschien wel in de vanouds bekende vorm… Want een vlucht in steeds iets nieuws geeft ook te weinig houvast. Verstarring en vervluchtiging zijn hier twee tegengestelde, maar in hun uitwerking samenwer­kende tendensen die afleiden van datgene waar het werkelijk om gaat: de ontwikkeling van de individuen die een gemeenschap vormen. Om deze voortdurend in het oog te houden is het nodig dat een voldoende aantal mensen bereid is hun individuele ver­langens, talenten en (on)mogelijkheden zodanig terughouden dat er in con­crete situaties een evenwicht kan worden gevonden.

Het biografische leven van een sociaal organisme

Het derde gebied van het gemeenschapsleven kunnen we slechts vragenderwijs benaderen. Er speelt immers een houdingsvraag. Via veel inlevingsvermogen kunnen de gedeelde biografieën in de (be)hande­ling zichtbaar worden. We kunnen daarbij de volgende vragen stellen:

Hebben wij de innerlijke zekerheid dat we met enkele of meerdere van de medewerkers en cliënten door een gemeenschappelijk doel verbonden zijn en vanzelfsprekend op elkaars weder­zijdse hulp kunnen rekenen? Hoe zien wij de rol van psychische aandoeningen binnen de huidige wereldsituatie? Gaat het alleen om de beperkingen die de aandoening veroorzaakt en die we moeten wegmoffelen, of zien we er maatschappelijke tendensen in gespiegeld? Kunnen wij biografieën zo op elkaar afstemmen dat er een harmo­nie tussen verharding en vervluchtiging kan ontstaan? Hoe zorgen wij ervoor dat de gemeenschap zich in een gewenste richting kan ontwikkelen; en hoe houden we ongewenste ontwikkelingen op een afstand?

Het zijn vragen waar iedereen zelf een antwoord op moet zien te vinden. Het samengaan van de diverse antwoorden binnen een gemeenschap geeft haar de eigen kwaliteit.

Te veel gevraagd?

De inleiding van dit artikel eindigde met het citaat: ‘Wij zijn niet bekwaam genoeg voor de opgaven die ons gesteld worden, maar we bekwamen ons door die opga­ven.’ Hieruit kunnen drie opdrachten voor onszelf (de ‘we’) zichtbaar worden:

  1. Wees je vooral bewust van wat je allemaal niet weet.
  2. Het leven is niet bedoeld als eindeloze voortzetting van het oude, maar als ontwikkeling van iets nieuws.
  3. Handel op een verstandige wijze vanuit je hart.

Dat geeft ruimte: We zijn dan niet meer met z’n allen gericht op hetzelfde doel, maar handelen vanuit hetzelfde ideaal.

Wanneer in het gemeenschapsleven verschillende mensennaturen samenwerken dan is in deze wisselwerking een beeld gegeven van de veelvoudige krachten, die in hun onderlinge betrekking het ene individuele mendelijke ‘Gesamtwesen’ vormen.

Leven in de liefde tot de daad en het laten leven in het begrip voor het vreemde willen – dat is de grondmaxime van de vrije mens. Sacramenteel handelen.

[1] Zie bijvoorbeeld het aangrijpende boek: Karin Heimenberg, Zwarte weduwe. ISBN 978-94-6406-267-0.

[2] Zie: https://www.windhorseimh.org/;
https://wildtruth.net/een-helende-thuis/
https://www.igsbern.ch/de/behandlung/soteria-3.html.

Klankspiegel
Dit artikel is eerder gepubliceerd in de klankspiegel van sept. 2022.

Wilt u de klankspiegel ook thuis ontvangen? Dat kan!
Al voor 25,00 euro per jaar ontvangt u vier keer de klankspiegel in huis en bent u donateur van Stichting weerklank.

Ja ik wil de klankspiegel thuis ontvangen!