Janna hoopt dat ze in het boek*) de dingen van zich af kan schrijven

We spreken ruim twee uur met elkaar. In die tijd loopt ze geregeld naar de keukenrol aan de muur achter haar. Dan snuit ze haar neus. Ik vraag niet en zij zegt niets. We weten het allebei. De afzuiger in de keuken gaat aan en er worden flink wat shagjes gerookt. Janna is gespannen. ‘Nee, ik ben niet bang of zenuwachtig, maar ik vind het wel spannend wat je vraagt en wat ik zal zeggen.’ En dan is er weer die korte krachtige lach. Is dat het weglachen van spanning?  Zou kunnen, maar ze heeft zeker ook die lach als ze zichzelf iets hoort zeggen waar of ik of zij of wij allebei om kunnen grinniken. Ze heeft humor en later in het gesprek bevestigt ze dat die haar soms helpt om aan te kunnen wat er door de stemmen wordt gezegd. Humor is eigenlijk altijd, overal en voor iedereen wel ergens goed voor, vinden we allebei.

Minder dan 5 minuten
We spreken af dat we haar echte naam en die van haar woonplaats, familieleden en vrienden niet noemen. Ze vertelt straks wel waarom ze dat graag wil. Ondertussen zie ik in recordtempo het fraaie uitzicht achter haar huis, de foto’s van haar twee kinderen, de stoel waar ik zal gaan zitten en met niet minder verbale toelichting wordt toegelicht waarom het zo bijzonder is dat een aantal reigers geregeld in haar achtertuin neerstrijkt. Ondertussen heb ik al laten weten dat ik inderdaad graag koffie wil, nee geen koekje, dat ik de keuken inderdaad een prima plek vind, geen bezwaar heb als ze rookt, echt wel een journalist ben die te vertrouwen is, waar ik mijn auto heb neergezet en dat ik het helemaal niet erg vind dat ze zoveel praat. Ik leg uit dat ik als interviewer afhankelijk ben van haar woorden. Stel dat ze niets zou zeggen? De eerste gezamenlijke lach is er en er volgen nog vele. Dit alles heeft minder dan 5 minuten in beslag genomen……………… Maar ik voel me erg op mijn gemak en dat geeft me meteen de ruimte om alles, maar dan ook alles aan haar te vragen.

Iemand die mij aardig vond?
‘De hulpverlener zegt dat ik een zwaar leven heb. Het is vaak echt heel moeilijk, maar ik vertik het om me erbij neer te leggen. Ik wil absoluut niet in de slachtofferrol zitten. De stemmen willen soms iets van mij wat ik niet wil, dus dat laat ik niet toe. Althans, als ik me sterk genoeg voel om het te negeren.’

Als ze 16 jaar is, wordt ze 6 weken opgenomen op een PAAZ-afdeling. Ze zit eigenlijk tegen haar zin op de MAVO. Ze is onzeker, verlegen en erg achterdochtig en vooral kwetsbaar. Ze leert dag en nacht omdat ze iets wil bereiken in het leven. Als ze bij de hulpverlening terecht komt, is de eerste ‘diagnose’: oververmoeid.

‘Ik betrok alles wat ik zag of dacht te zien op mezelf. Ik zag bijvoorbeeld lampjes branden en dacht dat die voor mij brandden. Ik had waanideeën. Ik zag een wereld om me heen die niet echt was, maar ja. Ik ging nog harder leren om naar de HAVO te kunnen gaan. Om 6 uur ’s ochtends zat ik al in de woonkamer om die 7 te halen die nodig was voor de HAVO. Mijn ouders? Tja, die hadden negen kinderen om te verzorgen.’

Na een zes weken durende opname haalt ze toch nog haar mavodiploma, maar de vereiste gemiddelde 7 voor toelating tot de HAVO lukt niet. En dan verongelukt een van haar zusjes. Ze is 17 jaar. Voor het eerst hoort ze stemmen. Ondertussen zit ze op een INAS-opleiding voor een verzorgend beroep. Het niveau van die opleiding daagt haar niet uit, maar het loopt zoals het loopt. Dat is een uitspraak die vaker in ons gesprek aan de oppervlakte komt. Ze weet het eigenlijk niet meer goed, maar ze denkt nu dat ze na die fatale gebeurtenis weer een poosje is opgenomen.

‘De eerste stem was van een jongen die op de lagere school bij mij in de klas zat. Die vond mij toen wel aardig. Ik wist niet wat me overkwam: iemand die mij aardig vond. Dat kende ik helemaal niet. Ik had nooit een gevoel gehad dat ik er wel mocht zijn, thuis ook niet. Hij belde me een keer om me uit te nodigen voor zíjn feestje, maar ik mocht niet van mijn vader. Dat raakte me toen, en nu nog steeds, heel diep. Zijn stem ben ik gaan horen. Voor mij was het echt. Tijdens de opleiding voor ziekenverzorger zat ik in het leslokaal en dan hoorde ik hem buiten praten. Ik sprak er met niemand over. Bij het RIAGG*) later wel. Ondertussen ging ik ook andere stemmen horen.  Geen bekenden of zo, maar stemmen die kwamen en gingen. In de hulpverlening was men wel eens bang dat die stemmen heel ernstige dingen tegen me zouden zeggen en dat ik dat dan ook echt zou gaan doen.’

Stem van Bram zegt dat die andere stem een hallucinatie is
De stem van het voormalige klasgenootje heeft vrijwel alleen positieve opmerkingen. Dat werkt zo sterk voor haar dat ze zich gaat gedragen naar wat die stem zegt. Ze staat een keer ’s nachts in haar nachtkleding achter het huis om naar zijn huis te kunnen kijken. Ze fantaseert dat hij en zij de boerderij van haar ouders overnemen. Ze leeft in haar eigen droomwereld.

‘Die andere stemmen zijn zich daar de afgelopen jaren steeds meer mee gaan bemoeien. Ze roepen ook wantrouwen en achterdocht op in alles wat ik om me heen hoor en meemaak. Ik hoor ze alleen maar over mij praten, tenminste dat denk ik op dat moment. Ik beleef het als heel echt. Ik heb wel eens iemand geappt met de vraag of ze de hele avond over mij hebben gepraat. Maar nee, echt niet, zei ze.  ‘Ik word er onzeker van. Ik hoor van de psychiater dat het allemaal in mijn hoofd zit. Maar ik kan dat niet begrijpen. Ik krijg dingen binnen, die ik zelf niet eens zou kúnnen bedenken.  Zeg míj dan maar hoe dit zit. De beleving is heel echt.’

De hulpverlening spreekt van hallucinaties. Janna hoort stemmen, maar soms denkt ze dat het eigenlijk dwingende gedachten zijn die ze niet kan weerstaan en die haar echte leven verplaatsen naar een ‘bedacht’ leven. Ze vraagt zelf om hulp en gaat naar de psychiater in het ziekenhuis. Maar dan wel een ziekenhuis ver van het dorp waar ze woont.

‘Ik ben 24 jaar als er een stem komt die tot op de dag van vandaag (Janna is enkele dagen voor ons gesprek 56 jaar geworden) bij me is en heel veel invloed op me heeft, heel veel voor me betekent. Ik ben in dagbehandeling als de stem zich bekend maakt zich als Bram. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat het de stem is van iemand die echt bestaat. Ik denk te weten waar hij woont en werkt. Dat hij gewerkt heeft in het bedrijf waar mijn man werkt en dat ik hem via internet ook tegen kom. Hij heeft mijn levenspad vaker gekruist.’

Nu, na ruim 30 jaar is de stem van Bram onverminderd aanwezig. Janna en hij hebben een soort van platonische relatie, vindt ze. En er zijn verschillende stemmen die achter Bram gaan staan en zich met Janna bemoeien. Ze vertellen Janna dat Bram écht is.

‘Bram zegt ook dat die andere stem een hallucinatie is, maar dat hij echt bestaat. Dat brengt me heel erg in de war. Eigenlijk wil Bram koste wat kost een gesprek in het écht met mij. En ik wil dat niet. Maar hij blijft aandringen en ik blijf hem horen en nee zeggen. We zijn eigenlijk slachtoffers van elkaar. Hij wil in gesprek met mij, maar ik ga daar niet in mee. Zes of zeven jaar geleden was ik heel psychotisch. Ik was alleen thuis en ben toch met de auto naar een plek gereden waar hij zou zijn. Daar had ik op dat moment mee ingestemd. Er was niemand. En nu weet ik wel dat ik mezelf voor de gek houd, maar het blijft een verleiding voor me om in te gaan op wat hij zegt, omdat me gezegd wordt dat ik dan van het hele gedoe af ben. Ik verwacht niet meer dat de stem weggaat.’

De stem Bram is heel boos geworden toen hij hoorde van Janna dat ze een boek aan het schrijven is.

 

Wilt u wel echt van uw stemmen af?
In de hulpverlening wordt Janna gevraagd of ze wel echt van haar stemmen af wil. De stemmen zijn in haar beleving vooral positief. Althans, ze ervaart hun bemoeienissen meestal als zodanig. Tegelijk maken ze haar onrustig, kost het soms veel energie om met ze om te gaan en is de stem van Bram heel indringend en onvermijdbaar aanwezig. Soms hoort ze van hem tientallen keren op een dag hoe geweldig ze is.

‘Bram en andere stemmen dringen zich op. Ik heb ook wel dingen meegemaakt die ik niet kan verklaren. Dingen die opeens verdwenen waren of dingen die opeens bij mij werden bezorgd. Ik kan het niet verklaren, maar ik zie het als het bestaan van mensen die in mijn hoofd aanwezig zijn als stemmen. Zoiets beheerst je leven. Een Arbo-adviseur heeft wel eens gezegd dat het hem verbaast dat ik toch 30 jaar lang heb kunnen werken. Tja. Nu lukt dat niet meer. Ik heb in de thuiszorg gewerkt, maar ik zie me daar niet in terug gaan.’

Enkele keren hebben de stemmen haar leven zodanig overgenomen dat ze volkomen ondergeschikt was aan hun aanwezigheid en bemoeienis. Dan verloor ze de grip op haar ‘echte’ leven en bracht grote onzekerheid haar tot gedachten over zelfdoding. Gelukkig zijn denken en doen heel verschillende dingen, zegt ze nu.

‘Als je zo wanhopig bent dat je niet meer weet of je voor- of achteruit moet. Als je niet meer met jezelf kunt leven dan houdt het op. Als ik niet meer met mezelf uit de voeten kan dan komen die gedachten naar boven. Gelukkig waren er op die momenten mijn man en mijn kinderen om voor te willen leven. Je vraagt me nu of ik zeker weet dat ik nooit iets zou kunnen doen in die richting. Nee, zeg ik nu, maar ik weet ook dat je nooit nooit kan zeggen. Dat zou jij ook niet kunnen zeggen over dingen die in jouw leven gebeuren. Pasgeleden nog sta ik te koken en opeens hoor ik een meisjesstem die mijn meisjesnaam noemt en zegt: Waar ben jij eigenlijk mee bezig? Er is niemand, ik reken helemaal nergens op en dan wordt dat keihard gezegd. Zij is ook een van de stemmen die om die Bram heen bewegen. Die stemmen gaan helemaal met hem mee. Ze vinden dat hij lijdt omdat ik hem niet tegemoetkom. Dan is er bijvoorbeeld een stem die zegt: Janna, doe het voor hem als je het niet voor jezelf wilt! Enkele weken geleden zegt Bram: Ik kom je opzoeken. Wanneer kan ik komen? Het is niet alleen een stem. Ik weet zelf zeker wie het is.’

Geven de stemmen iets dat ze zo heeft gemist?
Er is wel eens aan Janna geadviseerd om de stem van Bram dan maar echt op te zoeken als ze denkt dat ze weet wie hij is, waar hij woont.

‘Stel dat ik dat zou doen. Wie zegt mij dat hij wil toegeven dat hij die stem is? Stel dat hij helemaal niet die stem is en dat ik er dus helemaal naast zit? Het zou heel goed kunnen zijn dat hij er met anderen over spreekt en dat ik dan bij mensen die vrouw ben geworden die gek is. Ik zou dan in de buurt over straat gaan en weten en voelen dat mensen zo naar me gaan kijken. Dat risico wil ik niet nemen. Ook al zijn de stemmen en zeker die van Bram nog zo lovend over mij, het is iets dat alleen maar bestaat bij de stemmen. Ik weet namelijk dat het niet van mezelf is, ook al zit het in mijn hoofd. Ik zie mezelf ook niet zo. Ik zeg tegen de stemmen dat ze altijd bij mij kunnen komen om iets te zeggen of te bespreken, maar dat ik niet wil dat ze mijn leven bepalen of overnemen.’

Kan het zijn dat die overweldigende aandacht die Janna krijgt van de stemmen iets te maken heeft met het gebrek aan aandacht tijdens haar kinder- en puberteitsjaren?’ Geven de stemmen haar iets dat ze zo erg heeft gemist?

‘Wie zal het zeggen? Misschien, als mijn zusje niet was verongelukt, had mijn leven heel andere dingen voor me in petto gehad. Maar daar kan ik nu toch niet over gaan denken. Wat zou me dat opleveren? Ik heb alleen mezelf. Ik ben kritisch op mezelf, maar de stemmen zijn juist heel opdringerig en overdreven met complimenten maken. Een psychiater heeft wel eens gezegd dat ik veel milder voor mezelf moet zijn. Maar ja, er is ook de onzekerheid als ik mezelf zou laten gaan.’

Muziek; BAM! Dan is die prikkel al binnen
Janna’s leven wordt beheerst door de stemmen. Ze verliest soms de controle over haar doen en laten, hoe positief de stemmen van Bram ook kunnen zijn. Ze teren op haar energie en vragen op vele ongelegen momenten al haar aandacht. Ze zegt dat ze elk moment van de dag kunnen binnen komen. Nu even niet ‘want ik ben met jou in gesprek’. In haar (dag)boek in wording komen nummers en namen van muzikanten voorbij die haar niet alleen laten ontsnappen aan de stemmen, maar veel meer te bieden hebben.

‘Muziek is rust en afleiding voor mij. Ik kan me zelf vinden in bepaalde teksten. Ze doen me goed. Boudewijn de Groot zingt ergens: Achter iedere deur die ik opendoe…’ Zo is mijn leven ook: achter iedere deur die IK opendoe, verwacht ik in eerste instantie iemand die zich kan laten zien, waar ik een gesprek mee zou kunnen hebben. Maar elke deur die ik opendoe of op een kier zet, wordt dicht gegooid door de stemmen en vooral door Bram. Ik zing mezelf in slaap om niet van alles binnen te krijgen.’

Ze hoort via TV en radio dingen die ze zonder omwegen op zichzelf betrekt en waarvan ze ‘weet’: Het gaat over mij. Dat maakt haar argwanend en ook bang. Soms vraagt ze haar man op het citaat terug te luisteren. Beiden weten dan dat het niet letterlijk over Janna ging. Tegelijk blijft ze van mening dat het wel toepasbaar is op haarzelf. Ze weet dat ze daarmee ‘erg moet oppassen’.

‘Afgelopen zomer hoorde ik liedje Under pressure**) van David Bowie. En ik dacht: ik sta ook onder druk. En dan BAM! Dan is die prikkel al binnen. Ik ga dan nadenken over wat er is. Aan de ene kant helpt het en aan de andere kant brengt het onrust en onzekerheid. Ik zit dan heel diep in mijn gevoel.’

Ik opper de misschien wel naïeve gedachte dat je gevoel tegelijk je valkuil en je kracht kan zijn. Eerst komt er weer die krachtige korte lach. Maar dan zegt ze dat ze dat eigenlijk wel herkent.

‘Ja, ik weet het wel. Maar ik kan het niet altijd aan. Soms kan ik de stemmen opzijzetten en soms kan ik ze zelfs toelaten omdat ik weet wat ik ermee moet doen. Ik kan ze dan buiten mijzelf plaatsen, zo van ‘dit is niet van mij’. (Janna maakt een wegduw gebaar). ‘Maar andere keren gaat dat helemaal niet. De laatste jaren lijkt het wel of ik kwetsbaarder ben geworden. Het lijkt wel alsof ik meer moeite heb om het aan te kunnen. Misschien is het wel de leeftijd. Ik probeer duidelijker voor mezelf te kiezen als het lastig wordt. Ik durf te denken dat ik meer kwaliteiten heb dan ik nu kan benutten.’

Tussen hemel en aarde
We komen terug op wat de stemmen zijn, wat ze betekenen en wat ermee moet gebeuren. Janna weet voor zichzelf dat het niet allemaal uit het onderbewuste komt. Ze is ervan overtuigd dat ze betekenis hebben die soms voortkomt uit wat ze heeft meegemaakt en soms ontstaan vanuit een spirituele wereld.

‘Ik ben ervan overtuigd dat er meer is tussen hemel en aarde. Er wordt wel gezegd dat de stemmen entiteiten zijn of overleden zielen. Er wordt ook gezegd dat ik met die Bram wel iets gehad zal hebben in een vorig leven en dat we daar beiden nog geen afscheid van kunnen nemen. Misschien wil ik naast een stem ook wel een beeld, een plaatje erbij hebben. Ik zoek een verklaring voor die stem. Als ik bedenk dat ik zo overladen word met stemmen en dat dat allemaal in mijn hoofd zit, dan ben ik misschien wel ernstig ziek. Dat zeg ik tegen mijn psychiater, maar die reageert daar niet op. Hij schrijft medicijnen voor. Voor mijn psychotische klachten. Voor mijn kwetsbaarheid. Tja, dat doen psychiaters, toch? Ze geven die zodat je je kan handhaven in de samenleving. Ze halen de stemmen niet weg, dat niet. Misschien helpt het wel om mij in staat te stellen dat ik de belangrijkste dingen in mijn leven kan doen. Mijn gezin, sociale contacten. Dat soort dingen.’

Een kanteling?
‘Over tien jaar? Nou, dat is nogal wat. Ik denk wel over wat mijn dromen zijn en wat ik daarvan zou kunnen maken in de echte wereld. Ik zou heel graag dat boek willen uitgeven. Voor mezelf in eerste instantie. Ik zou graag willen dat het boek mensen laat zien dat er anders gedacht kan worden over ziekte, over psychose. En dat stemmen horen niet meteen betekent dat je gek bent. Het zou goed zijn als er meer begrip is voor mensen die psychisch lijden. Ik heb mensen wel eens verteld over wat er in me omgaat wat betreft stemmen horen. Het resultaat is dat ik nauwelijks nog de vraag krijg: Janna, hoe is het met je? Er is zoiets ontstaan van er maar beter niet naar vragen. Mensen vinden het lastig, pijnlijk om ernaar te vragen. Dat hoeft ook niet letterlijk. Iemand kan toch gewoon vragen hoe het gaat? Net zoals dat wordt gevraagd aan mensen die geen verhaal hebben wat betreft psychische problemen. Ik zie zelf wel of ik dingen vertel die met mijn stemmen te maken hebben. Het maakt dat je je extra alleen in je zíjn kan gaan voelen.’

De vraag Over tien jaar? Is even uit zicht, maar ik leg hem terug op tafel.

‘Ik hoop dat ik net zo gelukkig ben met mijn man en mijn kinderen als nu en dat het ons allemaal heel goed gaat. Ik hoop dat ik weer een zinvolle en nuttige plek in de maatschappij kan innemen. Ik zou het fantastisch vinden als ik iets kan betekenen voor mensen. Misschien is ervaringsdeskundigheid iets om te leren en in te zetten. Tegelijk ben ik ook bang dat ik mijn eigen stemmen weer veel ruimte geef als ik andere mensen die stemmen horen ga steunen. Dus dat is geen optie nu. En dat ik gezond blijf.’

Tekst: Paul Custers

*)            Janna is gestart met een (dag)boek en ze zegt daarover: Ik schrijf dit boek voor mijzelf, voor mijn kinderen, mijn man en ook voor mensen die betrokkenen zijn zoals hulpverleners, familie, collega’s. Een andere belangrijke reden is het doorbreken van het taboe over psychiatrie en stemmen horen. En natuurlijk voor lotgenoten. Ik heb nog nooit iemand leren kennen, die hetzelfde beleeft, ervaart, voelt met positieve stemmen horen. Ja, dat maakt dat ik me vaak alleen voel in het beeld van stemmen horen. Geluk bij een ongeluk is, dat ik positieve stemmen hoor ofwel denk te horen. Ik wil een kanteling in het maatschappelijke beeld van psychisch ziek zijn. Dit boek schrijf ik vanuit mijn ervaring en beleving met positieve stemmen en het omgaan hiermee.

**)          Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg
***)        https://youtu.be/Gpn8MANhdLU